Buitenbeentjes: Koninklijk Museum Schone Kunsten Antwerpen

Een duik in de turbulente geschiedenis van het museum en zijn collectie ter gelegenheid van de make-over van het KMSKA.

Hoe het begon: de Sint-Lucasgilde

Soms liggen de roots van een collectie of een museum diep ingekuild; het moment om de archieven in te duiken. De wortels voor het oprichten van een Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen gaan terug tot 1382, in de vorm van het creëren van een beroepsvereniging. Het ambacht van kunstenaar wordt erkend. Het vormt de kern van de Sint- Lucasgilde (1434). De gilde zorgt voor opleiding van jong talent. Voldoet de jongen (meisjes zijn uitgesloten omdat die geen ambacht mogen uitoefenen), dan wordt hij na een tijd gezel. De eerste leerling-schilders krijgen onderricht in ateliers van gereputeerde ambachtslieden. Pas na een intense opleiding en via een geslaagde meesterproef kan een kunstenaar toetreden tot de ‘club’. De Sint-Lucasgilde waakt over opleiding en afleveren van kwaliteitswerk. Alleen leden krijgen grote opdrachten, zoals het inrichten van de kapel van de Onze-Lieve- Vrouwkathedraal. Het leerlingenaantal groeit en grote namen, ook nu vertegenwoordigd in het KMSKA, maken er in de loop der eeuwen deel van uit. Onder hen Jan Brueghel (1602) en Otto Van Veen (1603).

Oprichting Academie

De schilder David Teniers de Jonge bekomt de toestemming van de Spaanse koning Filips IV, toenmalige heerser der Lage Landen, om in 1663 in Antwerpen een academie op te richten. Niet aan de Mutsaardstraat, waar nu nog steeds de academie huist, maar in een vleugel van de Oude Beurs, waar op dat moment de Sint-Lucasgilde onderdak heeft. De studenten krijgen zowel wetenschap als schone kunsten in hun lessenpakket. De lessen vangen aan in 1665, zijn gratis en vinden ’s avonds plaats. Oud-dekens van de gilde treden op als leraar. De grote theaterzaal wordt de Grote Schilderkamer, waar de beste werken hangen.

Het bestuur spendeert echter eerder geld aan feestmalen dan aan de opleidingen. De academie wordt zelfs een tijd gesloten. In 1741 is er een nieuwe opstart. Het leerlingenaantal stijgt naar 75. De Sint-Lucasgilde staat, na woelige jaren van conflicten, in 1749 definitief het toezicht op de academie af aan het stadsbestuur. Met de Franse Revolutie wordt de Sint-Lucasgilde opgeheven. Bij de ontbinding van de gilde in 1773, definitief afgeschaft in 1795, wordt het kunstpatrimonium overgedragen aan de Academie. In 1811 verhuist de Academie naar de Mutsaardstraat. Schilderijen verhuizen mee en zullen de basis vormen van de collectie van het latere Museum voor Schone Kunsten.

5 mei 1810: Oprichting Academiemuseum

Napoleon I richt in 1810, bij keizerlijk decreet, het Antwerps Museum op. De collectie van de Academie wordt in 1811 ondergebracht in een voormalig klooster van minderbroeders aan de Mutsaardstraat, samen met de kunstacademie (waar Van Gogh in 1886 les volgde) onder één dak. Het is een eind van het huidige KMSKA vandaan. De minderbroeders zijn in 1797 vertrokken. De Franse bezetters sluiten immers sinds 1794 kerken en kloosters. De collectie bestaat hoofdzakelijk uit ge- confisqueerde kunstwerken uit die kerkelijke instellingen. Topwerken verhuizen naar Parijs en worden in het Louvre tentoongesteld.

Na de zwanenzang van Napoleon I in 1815 bij Waterloo, keren kunst- werken, waaronder menige Rubens, weer naar Antwerpen en worden verwelkomd in het academiemuseum. In 1816 bestaat de collectie uit 127 kunstwerken. Ze vormen de basis voor de verdere collectie van het KMSKA.

In de loop der jaren worden salons ingericht, naar het voorbeeld van de Parijse salons. Om de drie jaar komen afwisselend Gent, Brussel en Antwerpen (1813) aan de beurt. Ze zijn bedoeld om de schone kunsten te propageren. Een jury selecteert kandidaten, een andere jury reikt prijzen uit. Vroeger kregen kunstenaars opdrachten via vorsten, nu zijn de salons de plaats bij uitstek om werk te promoten. In de expositiezalen bekleden de tableaus, naast en boven elkaar, de volle muren. Het is bovendien een heel sociaal gebeuren.

De collectie groeit

Twee gulle weldoeners verrijken het assortiment. In 1840 bestaat het legaat van Florent van Ertborn, oud-burgemeester van Antwerpen en kunstliefhebber, uit 106 kunstwerken, geschonken aan het museum. Anderhalve eeuw later zullen baron Ludo van Bogaert en zijn vrouw hetzelfde doen met hun aanzienlijke Rik Wouters-verzameling.

Bovendien moeten kunstenaars die toetreden tot de academie, waaronder Antoine Wiertz en Jean Auguste Dominique Ingres, een werk en een portret afstaan. De leden van het ‘Academische Corps’ laten de collectie groeien. Kunst wordt ook vaker gekocht op officiële salons.

Een nieuwe kunsttempel op het Zuid

Antwerpen droomt van een nieuw en groot museum voor ‘schone kunsten’. Het schepencollege koopt grond op het Zuid, waar het een nieuwe wijk wil creëren. De stad kiest de site van de gesloopte Spaanse citadel op het Zuid, de huidige locatie van het KMSKA, en schrijft een wedstrijd uit. Geen enkel ontwerp voldoet. De eerste vijf kandidaten krijgen een herkansing. Nummer één, Jean Jacques Winders, en nummer twee, Frans Van Dijk, rijven de opdracht binnen. In 1883 geeft de Antwerpse gemeenteraad zijn fiat aan het ontwerp met de uitstraling van een klassieke tempel.

De officiële opening vindt plaats op 11 augustus 1890. Tijdens de Wereldtentoonstelling in 1894 is het gebouw, in alle grandeur, te bewonderen. Op de benedenverdieping: tropische vissen in aquaria. In 1905 tooien twee karossen, vier paarden en twee gevleugelde vrouwelijke menners met lauwerkrans het dak aan de voorgevel van het museum. De triomf van de schone kunsten letterlijk uitgebeeld.

Het museum overleeft twee wereldoorlogen

Bij het begin van de Eerste Wereldoorlog gaan museum en tuin dicht. Belangrijke kunstwerken schuilen in de bomvrije kelder. In 1915 geven de Duitsers groen licht om het museum te heropenen. Oude meesters blijven evenwel veilig opgeborgen. Na de oorlog breidt het museum uit door vier binnenkoeren te overdekken en aldus extra tentoonstellings- ruimte te creëren.

Wanneer in 1940 de oorlogsgruwel zich herhaalt, doodt een Duitse vliegende bom, die op 13 oktober 1944 valt in de buurt van het KMSKA, 32 mensen. Het museum is zwaargehavend. Pas in 1953 zijn de zalen opnieuw toegankelijk en gaan ze een na een weer open.

Tweede helft 20e eeuw

In volle Koude Oorlog besluit het Ministerie van Binnenlandse Zaken in 1952 een atoomkluis op te trekken in de bomschuilkelder om, bij een eventuele ramp, de waardevolste items van de collectie te beschermen.

Ter gelegenheid van het Rubensjaar in 1977 heeft een eerste grote renovatie plaats. Technische uitrusting, klimaatregeling, branddetectie en elektrische verlichting worden aangepast of geïnstalleerd. Twintig jaar later breidt de expositieruimte uit in de oude bomvrije kelder en atoomkluis. De grote Van Dycktentoonstelling in 1999 confronteert de ingenieurs met allerlei technische en bouwkundige gebreken.

24 september 2022: opening vernieuwd KMSKA

Een actualisering van het museumgebouw, aangepast aan de noden van de 21e eeuw, is dan ook een noodzaak. Er wordt een masterplan opgesteld. De ontruiming vangt aan in 2010. In 2011 sluiten de deuren wegens werkzaamheden. Aannemer is Artes Roegiers. De atoomkluis wordt afgebroken. Een hele klus. Drie maanden lang hard labeur; 1350 ton beton en 81 ton staal worden afgevoerd. Strippen, slopen, heropbouwen. Een hypermodern museumdepot komt in de plaats. De expositieruimte breidt uit met 40%. Geen uiterlijk zichtbare uitbreiding die buiten de lijnen van het statige gebouw kleurt, maar een ‘inbreiding’. Op de plaats van de oorspronkelijke patio’s komen twee museumzalen in staal en beton, losstaand van het oude gebouw. Ze hebben een eigen fundering met maar liefst 147 palen. De signatuur van dit architecturaal hoogstandje is van KAAN Architecten. Op 24 september 2022 gaan de deuren van het KMSKA, na elf jaar, weer open voor het publiek.

Pompejaans rood hand in hand met glanzend wit

De nieuwe zalen, strak, wit en met glanzende gietvloer, zijn voor expressieve, abstracte en conceptuele kunst van na 1880. Drie grote thema’s: Licht, Vorm en Kleur komen er dan ook tot hun recht. Oude museumzalen, waaronder de Rubenszaal, waarin werken van voor 1880 schitteren, krijgen hun oorspronkelijke grandeur terug. De Madonna van Jean Fouquet (1454-1456) is aardig op weg om de Mona Lisa van het KMSKA te worden.

De James Ensor-vleugel is een scharnier tussen beide. Een doorsteek verbindt oud en nieuw. De 103 treden van de 37 meter lange trap, de ‘Stairway to Heaven’, doet zijn naam alle eer aan en leidt naar de vierde verdieping. Het samengaan van die twee sferen is uiterst harmonieus, net zoals het soms naast elkaar presenteren van werken met een spagaat van enkele eeuwen, interessant en verfrissend kan zijn. De huidige permanente presentatie omvat 650 van de 8500 kunstwerken, waaronder welgeteld 8 van vrouwelijke kunstenaars.

The making of

Deze tijdelijke expositie (tot september 2023) is een verslag van één van de meest ingrijpende periodes van het museum. Foto’s van Karin Borghouts, die de evolutie van de make-over een decennium lang opvolgde, illustreren deze indringende transformatie.

Een eigentijds museum

Op touchscreens kan ingezoomd worden op details. Een 3D-virtual- realitybril dropt de bezoeker in Rubens’ atelier. De app van het KMSKA gidst de kunstliefhebber, desgewenst in vier talen, door de vele zalen. De 22 ‘artists in residence’, vaak uit diverse disciplines, hebben de opdracht ‘the go-between’ te zijn tussen oude en nieuwe meesters. Ze zijn afwisselend actief aanwezig tijdens de nocturnes op donderdag. Tussen de topstukken staan tien creaties in uitvergrote, driedimensionale versie van details op schilderijen. Kinderen mogen erop klimmen. Blinde Bart is een blinde medewerker van het museum, kaderend in het project Radio Bart, die je misschien vraagt om hem een schilderij te ‘vertellen’. Vanachter een glazen wand kan het publiek de restauraties van beelden meevolgen. Tijdelijke exposities hebben een eigen ruimte. Een bezoek daaraan is steeds geïntegreerd in het ticket. Een ingang op straatniveau verlaagt letterlijk en figuurlijk de drempel van het statige gebouw.

Make-over mozaïek en tuin

Marie Zolamian (Beiroet, 1975) ontwierp een intrigerend mozaïek bovenaan de trappen, een welkomsttapijt in steen. Het atelier Mosaico di Due zorgde voor de uitvoering. Een toertje rondom het gebouw laat je niet alleen de historische tuin in een nieuw jasje ontdekken, maar ook menig kunstwerk. Het ontwerp van de groene ruimte is van Team van Meer! Ook de waterspiegel, een kunstwerk van Christina Iglesias, op de Leopold De Waelplaats voor het KMSKA, deelt in de heropleving van de museumsite.

Met dank aan historicus en auteur Jan Lampo en Siska Beele, ex-educatieverantwoordelijke en conservator 19e eeuw KMSKA.

Praktische info: https://www.kmska.be.

Over de auteur

Verwant

Geef commentaar