Reizen in Joodse sporen: Montenegro

‘Ik heb altijd gehuiverd voor de daad van het beginnen’. De beginzin uit Godenslaap van Erwin Mortier past perfect bij de start van elke zoektocht naar Joodse sporen in een nieuwe regio.

Het is de eerste keer dat ik de Balkanlanden bezoek. Even kort door de bocht: Montenegro wordt in 1945 een deelrepubliek van de ondertussen verdwenen Socialistische Federale Republiek Joegoslavië. De omringende landen Slovenië, Kroatië, Macedonië en Bosnië-Herzegovina maken zich in de jaren negentig los uit de Joegoslavische federatie. Montenegro en Servië doen dit niet. In het gebied duiken begrippen als ‘etnische identiteiten’ en ‘etnische conflicten’ op in het kluwen van conflicten en oorlogen tijdens de ontmanteling van Joegoslavië.

Begin 21ste eeuw streeft de Montenegrijnse regering ernaar zich af te scheuren van Servië. Op 3 juni 2006, na een bekrachtigd referendum, roept het Montenegrijnse parlement de onafhankelijkheid uit. Het land is momenteel kandidaat-lid voor de Europese-Unie. Aan de grenspost Kroatië-Montenegro krijg ik derhalve nog steeds een identiteitscontrole. Ook word ik gewaarschuwd de roaming op mijn smartphone uit te schakelen en beter gebruik te maken van wifi. Ongemakjes die tegen 2025 kunnen wegvallen, wanneer Montenegro zich misschien volwaardig lid van de Europese Unie mag noemen. Ik ben wel blij met euro’s te kunnen betalen.

Er wonen zo’n 750 Joden, Asjkenazim en Sefardim, in Montenegro. Het is een van de jongste Joodse gemeenschappen ter wereld en de enige Zuid-Europese die in aantal toeneemt. In juli 2011 officieel geregistreerd, werd eind 2012 het jodendom naast het oosters-orthodoxe geloof (75%), het katholieke geloof (4%) en de islam (20%) de vierde erkende religie van het land. Hierbij geen kluwen vol onenigheid maar een vreedzaam samenleven van groepen met diverse religies.

Elk jaar heeft de Mahar conferentie plaats, een ontmoeting van Joodse gemeenschappen in de Balkanregio met intensieve samenwerking als doel. De regering van Montenegro heeft in het centrum van de hoofdstad Podgorica aan de Joodse gemeenschap een locatie voor de duur van 99 jaar ter beschikking gesteld om een nieuwe synagoge te bou- wen. De eerste hoeksteen is gelegd, voor de verdere uitvoering ontbreken de financiën.

Er zijn twee officieel geregistreerde Joodse gemeenschappen in Montenegro. De ene waar rabbi Moše Prelević uit Zagreb enkel op speciale hoogdagen de dienst verzorgt, wordt geleid door Nina Ofner Bokan, die geen enkele van mijn mails beantwoordde. De andere gemeenschap, met rabbi Ari Edelkopf aan het hoofd, is groter en heeft vrijwel dagelijks religieuze diensten. Ari Edelkopf is de eerste in meer dan een eeuw in Montenegro wonende rabbijn. Daarvoor bediende de rabbijn uit Dubrovnik de hele Baai van Kotor. Rabbi Edelkopf heeft me uitgenodigd in Budva.

Baai van Kotor, speelbal tussen Venetianen en Ottomanen

Professor Šístek voor Villa Karmel (foto: F.S.).

František Šístek van het Instituut voor Geschiedenis van de Tsjechische Academie van Wetenschappen in Praag heeft zich verdiept in een historisch overzicht van Joodse aanwezigheid tot 1918 in de Baai van Kotor (waar ik tijdens mijn zoektocht logeer) en het Montenegrijnse kustgebied. Opvallend is dat zijn artikel het resultaat is van een subsidieproject gefinancierd door de Tsjechische Republiek. Na enkele mails, telefoontjes en Whatsappjes heen en weer is de toon, naast informatief, uitgesproken vriendschappelijk.

‘Samuel Ebreus is in 1414 de eerst vermelde naam van een Jood in de regio.’ Professor Šístek zet me meteen op weg. De Joodse arts Samuel Ebreus behandelt de kleine Marino Franjo Buća uit Kotor om de staar van zijn beide ogen te genezen. Hij zal 20 of 10 of nul dukaten ontvangen voor bewezen diensten naargelang hij twee ogen of één of geen enkel oog geneest. Deze informatie staat niet in de verslagen van Kotor uit de periode 1401-1418, maar komt uit Dubrovnik. Naast artsen uit Italië, waren er wel meer dokters uit deze stad actief, waaronder de Joodse arts Amatus Lusitanus (1511-1568), een belangrijke naam in de geneeskunde van die tijd. Hij onderscheidde zich door de ontdekking van de bloedsomloop. Zijn familie verliet Portugal voor Dubrovnik uit angst voor de Inquisitie. Hij verbleef zelfs een tijd in Antwerpen. Volgens František Šístek dateert de eerste expliciete vermelding van Joodse aanwezigheid in de Baai van Kotor uit 1522. Documenten uit dat jaar maken gewag van de verkoop van land in Luštica (schiereiland van Montenegro), om een boete te betalen voor de moord op een Jood. Die was, als onderdeel van een karavaan, beroofd en gedood door rovers. Niets wees op antisemitische redenen. Wellicht was hij een Turkse onderdaan en dwongen de Ottomanen daarom genoegdoening af van de lokale bevolking.

De prachtige baai van Kotor.

Historica Lenka Blechová-Čelebić, die wroet in het Joodse verleden van het Venetiaanse Kotor in de 15de en 16de eeuw en die dit document ontdekte, merkt op dat er anders geen reden zou zijn voor Ottomaanse autoriteiten om zich te bemoeien met een zaak op Venetiaans grondgebied. De Venetianen maken immers van 1420 tot 1797 het mooie weer uit in de regio. Een bisschop van Kotor, ook een Venetiaan, publiceert in 1489 Victoria contra Judaeos. Het zegt genoeg. Van 1481 tot 1687 staan het noordwestelijke deel van de Baai van Kotor en de kustplaatsen Herceg Novi en Risan, onder Ottomaanse heerschappij; op enkele kortstondige Venetiaanse en Spaanse intermezzo’s na. Het lijkt wel een puzzel waarvan de stukjes verkeerd werden gelegd.

Begin van de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd is de bevolking in de Baai van Kotor overwegend katholiek. Op het platteland neemt het aantal christelijk-orthodoxe gelovigen toe. In de 16de eeuw ver- schijnen in de baai ook moslims als gevolg van de Ottomaanse expansie. De Baai wordt onderdeel van een religieus relatief tolerant rijk waar Joden een grotere mate van vrijheid genieten dan daar waar de ‘Leeuw van Marcus’ de plak zwaait onder katholiek bewind.

Van onzichtbaarheid tot communiteit

De eerste Joden in de Baai van Kotor zijn kooplieden die vooral bedrijvig zijn in de graan- en zouthandel. De handel met de Adriatische steden neemt toe en de Joden exploreren ook karavaanreizen naar het Oosten. Ondanks hun financiële en commerciële banden met de Baai van Kotor en het verzekeren van de lading van schepen is er geen bewijs dat Joodse kooplieden er zich vestigen of wonen. Het archief van Kotor vermeldt eerder individuen dan vaste Joodse gemeenschappen. De kleine stad Kotor is alsnog economisch niet aantrekkelijk genoeg voor een vaste kern.

In het Oostelijke Middellandse Zeegebied en op de Ottomaanse Balkan strijken Sefardim neer, nakomelingen van Joden die aan het eind van de 15e eeuw uit Spanje of Portugal zijn verdreven. Sommigen van hen wijken uit richting Baai van Kotor. Intense handel, zeevaart en verbinding met het oosten maken de regio meer en meer aantrekkelijk voor Joodse vestigingen. Vanaf 1570 nemen Joden uit Herceg Novi, het stadje waar ik verblijf, actief deel aan de overzeese handel. Tijdens de Ottomaanse overheersing is er een Joodse Sefardische gemeenschap in Herceg Novi en een Joodse begraafplaats. Grappig is dat, eind 18de eeuw in een zang- en dichtbundel van een patriciër uit Perast, stad niet ver van Kotor, een personage voorkomt, de Joodse koopman Abram Žuđel (Abram de Jood) uit Dubrovnik, aan wie de protagonist van het gedicht probeert een koe te verkopen. Begin 19de eeuw leeft er een kleine Joodse gemeenschap in de Baai van Kotor die dan onder Habsburgs bewind staat.

Rustplaats Didak Pir in kluwen van historici

Begraafplaats Škaljari.

Op 16de-eeuwse kaarten is die Joodse dodenakker in Herceg Novi aangeduid als ‘Sepoltura de Ebrei’. Ik vind het sneu geen spoor meer te ontdekken van het graf van dichter, humanist, arts en leraar Didak Pir (echte naam Isaia Cohen), een Sefardische telg uit een rijke Portugese familie. Pir zou tijdens zijn verblijf in Herceg Novi een elegie over zijn ballingschap en ook een grafschrift voor de Spanjaarden, die daar in de jaren 1538-1539 stierven in gevechten met de Turken, hebben geschreven. Met de nagedachtenis aan Didak Pir, geboren in 1517, kom ik meteen in een kluwen onder historici terecht. Deze bevechten zijn laatste rustplaats. Historicus Saša Brajović beweert dat Didak Pir werd begraven op de Joodse begraafplaats van Herceg Novi. Helaas is de necropolis tijdens de grote aardbeving van 1667 gedeeltelijk door de zee verzwolgen. In mei 1979 beefde de aarde opnieuw en viel het resterende deel van de dodenakker in zee.

Anderen beweren dat hij zou begraven zijn in Dubrovnik waar hij het langst woonde en stierf. Historicus Jorjo Tadić zou tijdens zijn onderzoek een testament van Pir, geschreven op 6 november 1599, hebben ontdekt. In het document staat dat Pir in Ploče (een stad in de Kroatische provincie Dubrovnik) wenste begraven te worden. In de plaatselijke boekhandel kent de boekenverkoper de naam van de geleer-de man en duikt, uit het geheugen, meteen de titel van Pirs eerste dichtbundel Carmina (1545) op en Ad Paulum (1563) waarin hij de stad Dubrovnik en haar meest prominente bewoners beschrijft. De gedrukte editie van Ad Paulum wordt bewaard in de Vaticaanse Bibliotheek.

Joodse begraafplaats Škaljari in Kotor

Villa Karmel (foto: F.S.).

De weg van Herceg Novi naar Kotor slingert zich op een bepaald moment als een serpentine door de bergen. Bij aankomst in de oude havenstad, gelegen aan de gelijknamige charmante baai, een inham van de Adriatische Zee, wijst de vestingmuur meteen op het belang van de plaats in het verleden. Het oude centrum is door Unesco uitgeroepen tot werelderfgoed. Tijdens vier eeuwen Venetiaanse overheersing, min enkele korte Ottomaanse interludiums, krijgt de oude stad haar typische architectuur.

Na de Napoleontische oorlogen wordt het Franse bestuur, bij beslissing van het Congres van Wenen in 1815, ingewisseld voor het Habsburgse. Volgens de Franse administratie uit 1811 wonen er dan zes Joden in Kotor. Volgens de volkstelling van 1880 zijn er 3 in Budva, 4 in Herceg Novi, 17 in Kotor en in 1910 worden er 20 in Budva, 20 in Herceg Novi, 72 in Kotor en 12 in Perast geregistreerd. Een opmerkelijke concentratie in de baai van Kotor. Ik weet dat ik in de ommuurde stad geen Joodse sporen zal aantreffen maar wil toch even op de vestingmuren wandelen, her en der versierd met wasgoed aan de lijn.

Mijn doel in Kotor is een bezoek te brengen aan de kleine Joodse begraafplaats Škaljari, sinds 1884 eigendom van de Joodse Gemeenschap en tot 1904 in gebruik. Die ligt op een kwartiertje stappen buiten de omwalling en is opgenomen in het grote kerkhof. Het is wat zoeken. De enige man op de dodenakker duidt me de ommuurde plek aan. Ik tel zo’n tiental graven, het geheel oogt verzorgd. Er rusten leden van de families Finzi, Mandel, Jesurun, Janni, Werner en Popper. Finzi was mede-oprichter van de Joodse rustplaats en bezat tot 1912 een huis in de oude stad. Het huis kwam in handen van de Joodse gemeenschap en later, tot 1926, in die van de Joodse familie Mandel. Mauricio Moše Mandel was een zeer bekwame koopman afkomstig uit Bohemen. Hij kreeg tien kinderen en participeerde ook in de oprichting van de Jood- se begraafplaats in Škaljari. Ook Raffael Josef Jesurun, wiens familie af- komstig was uit Split, rust in deze aarde. Van elk leven is wel iets terug te vinden. Naast Sefardische namen als Finzi en Tolentino vestigden zich hier ook Asjkenazische Joden, zoals de familie Herzer, afkomstig uit verschillende delen van het Habsburgse Rijk en de familie Löwen- schuss uit de regio die nu Oekraïne is. De prof uit Praag is blij met mijn foto’s van de begraafplaats want hij bezocht die nog niet. Hij bezorgt me dan weer info van Prcanj waar ik niet meer zal geraken.

Villa Karmel in Prcanj

Zoals beloofd stuurt de Praagse professor Šístek, die ik ondertussen met de voornaam mag aanspreken, foto’s en informatie over Villa Karmel. In 1929 opende de Vereniging van Joodse Vrouwen uit Belgrado het eerste Joodse zomerhuis Karmel in Prčanj, gelegen in het toenmalige Koninkrijk Joegoslavië, zo’n 51 km ten zuiden van Kotor. Huize Karmel was bedoeld voor kinderen met gezondheidsproblemen. Prčanj was toen bekend als preventorium, waar mensen met longziekten en allergieën terecht konden in hoop op genezing. Het huis met het aangrenzende pakhuis werd in 1925 door de Joodse Vrouwenvereniging gekocht van de beroemde familie Marassi uit Prčanj, die het bouwde. Er werd een zwembad voor kinderen geïnstalleerd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog vluchtten talrijke Joodse families uit Servië naar het zomerhuis, maar werden daar gearresteerd door de Italianen. Na de Tweede Wereldoorlog werd het huis Karmel genationaliseerd en gebruikt als hotel. De villa is nu privé-eigendom en is aanzienlijk verbouwd. Dat maakt het feit dat ik niet meer ter plaatse ben geraakt minder wrang.

De situatie van de Joden in Montenegro in WOII

De regio Montenegro was voor Joden een relatief veilige plek tijdens WO II. In april 1941 bezette nazi Duitsland Joegoslavië. Montenegro en de aanpalende kustgebieden waren bezet door Italië. De Italiaanse koningin Helena was een Montenegrijnse, waardoor de Italianen dach- ten dat de bezetting de bevolking goedgunstig zou stemmen. Er wa- ren geen expliciete maatregelen tegen de Joden. In het door de nazi’s bezette Servië en de onafhankelijke staat Kroatië was dit wel anders. Joden, Roma en Sinti uit die gebieden en uit Bosnië vluchtten naar de Baai van Kotor. Op 13 juli 1941 kwam de Montenegrijnse bevolking in opstand tegen de Italianen. De leiding was in handen van de communistische partij. Na zes weken was de opstand door een Italiaans leger van 67.000 man neergeslagen. Er had in Montenegro geen georgani- seerde Jodenvervolging plaats tijdens de Italiaanse bezetting. Toen het in september 1943 door Duitsland werd bezet, vluchtten Joden, Sinti en Roma naar Albanië. De Gestapo wist de grote meerderheid achtergeblevenen in Montenegro op te sporen en naar concentratiekampen af te voeren. In december ’44 trokken de Duitse troepen zich terug uit Montenegro.

Rendez-vous met rabbijn Edelkopf

Rabbi Ari Edelkopf.

Hoofddoel van de reis is de ontmoeting met de Joodse gemeenschap in Budva. Ik wissel graag mijn comfortabel hotel in Herceg Novi met een modest kamertje in Budva, omdat laat op de avond terugkeren niet mogelijk is met het openbaar vervoer en een taxi duurder is dan mijn optrekje voor één nacht. Rabbijn Ari Edelkopf heeft me uitgenodigd in het Shalom Koosjer Restaurant in de benedenverdieping van Harmonia in Dukley gardens in Budva. Het is zaterdag. De sjabbat eindigt vrij vroeg want het is al om 17 uur donker. Het stormt en regent. Mijn hospita is zo vriendelijk om me erheen te brengen. Twee bodyguards staan aan de inkom. Toch word ik niet gecontroleerd. Ik heb wel vooraf, zoals een zorgvuldige kok, mijn ‘mise-en-place’ keurig uitgevoerd. Doel van mijn contactname uitgelegd en een foto van Joods Actueel opgestuurd. Ik moet deze keer zelfs geen identiteits- of perskaart vooraf indienen, noch een aanbevelingsbrief van de redactie. Het is een feestelijke bedoening waarin ik terechtkom. De rabbi is zelfs een dansje met een andere eerbiedwaardige aan het maken.

Het huwelijk van de dochter van rabbi Edelkopf (foto: A. Edelkopf).

Ik herken hem van op de krantenfoto van de eerstesteenlegging van de synagoge in Podgorica. Kinderen lopen rond, dames groeten me vriendelijk. Ari Edelkopf stelt me zijn echtgenote Chani voor. De slanke, mooie dame is moeder van acht kinderen. Ze hebben al een kleindochter geboren in Israël. Een andere dochter is net getrouwd en deze sjabbat valt in de festiviteiten die een week duren, vandaar de vrolijke sfeer. Er kwamen enkele honderden genodigden van wereldwijd ter gelegenheid van deze gebeurtenis. Het is moeilijk om een gesprek aan te knopen met de man; constant beantwoordt hij binnen of buitengaande heerschap- pen, staat op, drukt ze de hand en gaat vervolgens verder met zijn antwoord op mijn vraag. Wanneer ik een foto neem, poseren bezoekers uit Jeruzalem heel gewillig, alsook de van dienst zijnde kok. Het is een vrij hectische bedoening, ik had me een interview met de rabbijn anders voorgesteld. Gelukkig kan ik achteraf een lang en rustiger gesprek via WhatsApp voeren met rabbijn Edelkopf.

De rabbijn is in 1978 in Jeruzalem geboren en in Los Angeles opgegroeid. Hij is een afgezant van de Chassidische beweging Chabad Lubavitch en is een vijftal jaren geleden naar Montenegro verhuisd. Voor het eerst in meer dan een eeuw heeft de Joodse gemeenschap van dit kleine Balkanland een eigen rabbijn. Hij was eertijds rabbi in de Russische stad Sotsji, maar in 2017 kreeg het gezin het bevel het land te verlaten omdat hij als een bedreiging voor de nationale veiligheid werd beschouwd. Er zijn wel meerdere in het buitenland geboren rabbijnen van Chabad die de afgelopen jaren uit Rusland zijn verdreven. Hij hecht veel belang aan goed onderwijs. ‘In het jodendom is leraar zijn de grootste eer. Om kennis en liefde te geven en te delen’, beaamde hij in een interview tijdens de ceremonie van zijn aanstelling. Er worden ter plaatse ook culturele evenementen, voordrachten, klassen Hebreeuws en zelfs yoga georganiseerd.

Eliezer Ehrenfeld toont fier de waardevolle boeken.
Huissynagoge.

De gemeenschap staat voor iedereen open. Hij is fier op de ietwat geimproviseerde synagoge in deze benedenverdieping naast het koosjer restaurant. Tijdens de Olympische Winterspelen in Sotsji (2014) zorgde hij dat Joodse deelnemers koosjere maaltijden kregen, wat hem veel krediet in de Joodse wereld opleverde. Eliezer Ehrenfeld is erbij komen zitten. Hij is sinds mei 2023 in Montenegro om het werk van rabbijn Edelkopf te ondersteunen. Hij neemt me mee naar de synagoge en toont fier menig heilig en interessant boek achter beduimeld glas. Daarna poseert hij met zijn vrouw en twee dochtertjes. Ondertussen dekt het personeel van het restaurant de tafel. Was het niet Socrates die zei “Een goede maaltijd brengt goede mensen samen?”

Addendum

Ik schrijf dit artikel tijdens mijn verblijf in het zonnige Valencia. Ik ontmoet er toevallig Vladimir en Maya. Ze wonen in Belgrado en hebben een buitenhuis in de Baai van Kotor… in Herceg Novi, waar ze me uitnodigen. Of wijzen ze me de weg voor een volgende exploratie naar Joodse aanwezigheid in Belgrado?

Bronnen: Artikel (Engels) ‘The Jews of the Bay of Kotor – until 1918’ van František Šístek. Van zijn hand verscheen ook het boek ‘The Jews in Montenegro from antiquity until the Holocaust’ (Servo-Kroa- tisch). Met dank aan professor van František Šístek voor de vele nuttige tips en aanwijzingen.

Dit artikel verscheen eerst in Joods Actueel.

Over de auteur

Verwant

Geef commentaar