‘Kijken naar Picasso’ van Pepe Karmel

Picasso overleed op 8 april 1973 te Mougins in Frankrijk. Naar aanleiding van deze sterfdag  verscheen er bij uitgeverij WBooks “Kijken naar Picasso” van de kunsthistoricus Pepe Karmel.

Op de achterflap lezen we:

“Kijken naar Picasso biedt een belangwekkend nieuw overzicht van het werk van de kunstenaar. Pepe Karmel negeert in zijn nieuwe boek speculaties over Picasso’s privéleven en richt de aandacht weer op zijn werk, daarbij eens te meer Picasso’s status bevestigend. In helder en toegankelijk proza onderzoekt Karmel Picasso’s werk, in alle expressie, schoonheid en confrontatie. Hij traceert de ontwikkeling van het oeuvre gedurende zeven decennia en toont hoe Picasso nieuwe beelden en thema’s introduceerde die de moderne kunst hebben veranderd.”

Het boek telt naast het voorwoord zes hoofdstukken.

In hoofdstuk I, bespreekt de schrijver wat je moet weten over het leven van Picasso.

Zelfportret, Mei – juni 1919, blz.13 – 1.1.

Over zijn jeugd, de kunsthandelaars, de samenwonende en bevriende kunstenaars, de verzamelaars en over zijn liefdes en vrouwen die hij vaak gebruikte als model. In 1904 ontmoet Picasso Fernande Olivier, zijn levensgezellin, eerste muze en model. Tijdens de Roze periode de begintijd van het kubisme, had hij een geheime relatie met de lieve Eva Gouel. Die op 30-jarige ouderdom in 1915 aan kanker overleed. 

In 1919 werd Picasso verliefd op de Russische balletdanseres Olga Khokhlova. Zij trouwden op 12 mei 1918. Op 4 februari 1921 beviel Khokhlova van hun zoon Paulo. Olga is gekend door de portretten die Picasso van haar schilderde. In 1927 begon Picasso een affaire met het zeventienjarige model Marie-Thérèse Walter. Gedurende de periode 1927–1932 schilderde Picasso quasi-abstracte surrealistische figuren. In 1934 raakte Walter zwanger, en in september 1935 werd Maya geboren. In het voorjaar van 1935 scheidde Picasso van tafel en bed van Olga Khokhlova. In 1936 begon Picasso een relatie tot 1944 met Dora Maar, een 28-jarige surrealistische fotografe, die hem volgde en fotografeerde de creatie van Guernica (1938), en model stond voor verschillende schilderijen. Picasso verliet Marie-Thérèse Walter in 1940 maar hij bleef haar en hun dochter Maya gedurende de oorlogsjaren bezoeken. In 1943 ontmoette Picasso Françoise Gilot. Uit deze romance werd hun zoon Claude (1947) en dochter Paloma geboren. In 1949 verliet Gilot Picasso en verhuisde met haar kinderen naar Parijs.

Stilleven voor een raam in Saint-Raphael, Zomer 1919, Blz. 85 – 3.25.

In 1954 ging Picasso samenwonen met Jacqueline Roque, die hij reeds 2 jaar kende. Zij was de 28-jarige nicht van de eigenaars van de pottenbakkerij waar Picasso zijn ceramiek vervaardigde. In 1961, zes jaar na de dood van Olga Picasso (Khokhlova), huwde Picasso met Jacqueline. Zij bleven samen tot zijn dood 1973 en die tijd stond ze model voor meer dan 400 werken. Jacqueline Roque pleegde zelfmoord op 15 oktober 1986 in hun huis in Mougins.

In hoofdstuk II ‘Symbolisme’, bespreekt Pepe Karmel Picasso’s Blauwe en Roze periode.

De armoede en de zelfmoord van zijn goede vriend en Parijse kamergenoot Carlos Casagemas deden Picasso in een depressieve periode belanden van 1901 tot 1904. De bijna monochroom blauw en blauw-groen donkere geschilderde werken, met een vingerwijzing naar El Greco, drukken een gevoel van eenzaamheid, armoede en wanhoop uit. De romance met Fernande Olivier leidde Picasso naar de Roze periode, gekenmerkt door optimistische schilderijen vaak geïnspireerd door het circusleven met roze, zachtbruine en lichtblauwe tinten. Fernande Olivier vindt men vaak op zijn werken en zou hebben geposeerd voor het beroemde schilderij ‘Les Demoiselles d’ Avignion’ uit 1907 dat een onrustige meditatie over verlangen en vervreemding uitdrukt. Het is het laatste meesterwerk uit Picasso’s ‘Roze periode’ met een duidelijke verwijzing naar Afrikaanse kunst.

In hoofdstuk III ‘Kubisme’, analyseert de schrijver het de ontwikkeling van het kubisme.

Gitaar en wijnglas, najaar 1912, Blz. 74 – 3.15.

Picasso introduceerde in 1908 met ‘Drie vrouwen’ waarin hij nieuwe manier van algemeen ritme creëerde met een geologische vlakverdeling, waarbij hij de figuren en ondergrond samensmolten tot een harmonische textuur van kleur en lijn. Leo en Gertrude Stein reeds van in 1905 Picasso’s belangrijkste verzamelaars kochten het werk. George Braque en André Derain volgden Picasso. De Parijse criticus Louis Vauxcelles herleidde deze geometrische stijl tot ‘kubisme’. Picasso’s werken evolueren van schimmige vlakken in 1908–09 tot het abstracte netwerk van 1910-14. Karmel volgt de geschiedenis van het kubisme met Picasso’s diverse stijlen tot in de jaren 20.

De drie danseressen, 1925, Blz 93 – 4.1.

In hoofdstuk IV ‘Surrealisme’, onderzoekt Karmel Picasso’s het groeiproces naar het surrealisme.

In 1925 bezoekt Picasso samen met zijn echtgenote Olga Khokhlova de repetities van het ‘Ballet Russes in Monte Carlo. In deze tijd voelde Picasso zich aangetrokken tot het surrealisme van zijn vriend André Breton. Uit zijn schetsen ontstaat het meesterwerk ‘De drie danseressen’. Een wild Bacchusritueel met drie vrouwen in een koortsachtige dans bekeken door een groot schaduwachtig profiel. Het werd een icoon van de nieuwe surrealistische beweging. De stormachtige relatie met de jonge Marie-Thérèse Walter vanaf 1927leidde toteen dubbelleven, met baadscènes, uitvergrote erotische momentums, hermafrodiete afbeeldingen en sensueel prachtig gekleurde doeken.

In hoofdstuk V, ‘Classicisme’, bespreekt Karmel de classicistisch uitgewerkte werken van Picasso.

Fragment van Guernica – 6.3, 1 mei – 4 juni 1937, Blz 142–143.

Picasso hanteerde meesterlijk de meest diverse stijlen. In de jaren 1920-23 biedt de antieke mythologie hem inspiratie bij de uitwerking van zijn beelden passend bij zijn frêle gezinsleven met Olga met als hoogtepunt 1921, het geboortejaar van hun zoon Paulo. Picasso herschrijft ook de klassieke mythologie in zijn etsen tijdens de jaren 1920–1935.

In hoofdstuk VI, ‘Oorlog en vrede’ overschouwtPepe Karmel Picasso, vanaf Guernica, het beroemste politieke schilderij van de twintigste eeuw, tot en met zijn late werk. Het biedt een overzicht van  meester-schilder van patronen en kleuren in herfst van zijn buitengewoon leven.

Resumé

Met meer dan honderd afbeeldingen, ook van beroemde schilderijen als Les Demoiselles d’Avignon en Guernica, en daarnaast van talrijke tekeningen, beelden en grafische werken, biedt Kijken naar Picasso

een fris perspectief op de sleutelinnovaties van de kunstenaar, en bovendien een compleet overzicht en volledige analyse van het werk van deze grote meester.

Pepe Karmel is kunsthistoricus en tentoonstellingscurator. Momenteel doceert hij aan het Department of Art History van New York University. Hij is auteur van nog twee boeken, Picasso andthe Invention of Cubism (2003) en Abstract Art: A Global History (2020) en schreef geregeld over moderne en contemporaine kunst.

‘Kijken naar Picasso’ van Pepe Karmel, uitgeverij WBooks, Ean 9789462585706.

Hardcover, 200 blz, 227 x 294 mm, 1327 g., 44,95 euro.

Over de auteur

Verwant

Geef commentaar