Op de televisie, in de nieuwsuitzending op kerstdag verscheen een oudere, maar energieke man, die half in zijn auto, dingen zat bijeen te rapen en uit te pakken. Allerlei materialen en levensmiddelen voor zijn solidariteitsactie ten behoeve van vluchtelingen ergens te lande.
“Ik heb warme dekens meegebracht, want het is hier koud en nat. En kookpotten om eten klaar te maken”, vertelde hij aan een journaliste die nieuwsgierig een kijkje kwam nemen.
In alle onnozelheid vroeg die aan de man: “Waarom doet u dat?”
Ik zag ‘s mans gezicht vertrekken in ontzetting en afschuw, duidelijk zich afvragend hoe iemand zo’n vraag kon stellen in deze context.
“’t Zijn Mensen!”, stootte hij uit. “’t Is Kerstmis! Godverdomme!”.
En hij pakte het eerste het beste wat hij zag beet, één van de knuffels die hij ook had meegebracht en smeet het ding door de auto, woedend en de wanhoop nabij, bij zoveel onbegrip en onverschilligheid. De blik van de man sprak boekdelen. Eenzaam en totaal gedesillusioneerd bleef hij achter in zijn auto, zich afvragend wat hij daar eigenlijk deed.
Waarom zou iemand, inderdaad, zo gek zijn om op kerstdag zijn auto vol te laden met eten, materialen en hulpmiddelen voor vluchtelingen? Waarom doet iemand dat? Dat moet een idioot zijn. Toch in de ogen van zelfingenomen, goed doorvoede decadente westerlingen, wiens blik niet verder reikt dan het eigen vastomlijnde en goed beveiligde domein, gelegen in een ‘vrij’ land waar de wet van de sterkste geldt.
En sterk is een vluchteling allesbehalve. Eerder op sterven na dood.
Want wat is zijn verhaal?
In het land van herkomst sloegen de bommen hem om de oren, tot hij zijn ‘boeltje’ bijeenpakte en het, samen met zijn geliefden, zonder omkijken op een lopen zette. De korte pijn.
In grote groepen wandelaars zette de karavaan zich in beweging. Naar de landsgrens. Onderweg hopend op een hap en een slok, om niet nu al ineen te zakken. Stel je voor: kinderen, baby’s, ouderen, moeilijk ter been zijnde mensen, zieken… Iedereen vertrekt. Zonder duidelijke richting, zonder zicht op een bestemming. Blindelings, weg uit deze hel. Midden door oorlogsgebied.
Of ze het halen tot de grens, is maar de vraag.
Hebben ze geluk en zijn ze nog bekwaam om verder te reizen én zijn ze bemiddeld genoeg om de oversteek naar Europa te wagen tegen een hoge prijs, onder de ‘ervaren’ leiding van de één of andere mensensmokkelaar, dan pakken ze de boot.
Boot is veel gezegd: een gammel, opblaasbaar geval is het. Barstensvol geladen met mensen en vanwege het gevaar onderweg herschapen te worden tot een doodskist, is dat het vervoermiddel naar de verre overkant.
Als alle stormen bedwongen zijn en de mensen aan boord nog leven bij ‘land in zicht!’, hebben ze weer veel geluk gehad.
Maar dan begint een nieuwe lijdensweg: die van de aanvaarding.
Een tijd geleden werden drenkelingen nog onomwonden opgevangen door hulpdiensten, opgewarmd en voorzien van de eerste zorgen, maar die tijden zijn voorbij.
Nu wordt er streng gecontroleerd: met wie hebben we hier te doen? Wat komen ze doen? Waarom zijn die hier? (Precies zoals die journaliste zou hebben gevraagd: Waarom?)
Eens de formaliteiten succesvol zijn doorlopen en de mensen ingekwartierd zijn, begint de volgende fase: wachten op Godot. Dat kan jaren duren. Want waar kunnen de arme stakkers terecht? Wie neemt ze op? Waar is plaats?
Nog erger
Het kan nog erger, natuurlijk. Sinds Europa het op een akkoordje gooide met landen als Libië en Turkije, worden vluchtelingen tegengehouden voor ze de zee over kunnen, in gesloten barakken opgesloten en wat er verder mee gebeurt durven de kranten hier amper te beschrijven.
Geraken ze toch in een Europees land binnen, waar ze asiel vragen en krijgen, begint er nog een zware beproeving: de aanpassing.
Taal
Als hier Nederlands wordt gesproken, moet je dat natuurlijk eerst leren. Zonder taalvaardigheid kan er niks. Dus, nog voor je bekomen bent van de helse reis naar hier, begin maar uit te zoeken hoe je het aanpakt: taal, woning, levensmiddelen, werk…
Gelukkig zijn er soms ter plaatse autochtonen die inzien dat er dient geholpen te worden, wars van principes, wetten en voorschriften allerhande.
Het zijn de vrijwilligers, zoals die man, vooraan in dit verhaal. Mensen die andere mensen helpen. Die menselijk zijn. Die weten dat hun eigen voorouders ook ooit hulp nodig hadden, op de vlucht voor uitzinnig wapengekletter.
Of, ook zonder dat argument, mensen die gewoon het leed van deze verschoppelingen niet kunnen aanzien. Zij brengen eten, kleren, hulpmiddelen en, als er tijd voor is, houden ze de mensen ook een beetje aangenaam bezig. Het wordt hen in dank afgenomen door de asielzoekers.
Problemen
Dat het allemaal enorme problemen zijn voor Europa, is evident.
Maar als we het samen, met de hele gemeenschap, hadden aangepakt, zouden de woorden van ene Angela Merkel ‘Wir schaffen das’ geen dode letter gebleven zijn. Dan stonden we nu verder. Dan waren de vluchtelingen naar draagkracht van het gastland, verspreid en dus ook de kosten gedeeld.
Dan was de kostbare tijd gebruikt om te integreren, de taal te leren en werk te vinden.
Werk dat ten overvloede aanwezig is, in tegenstelling tot wat er gezegd wordt…
Werk dat nu blijft liggen omdat er tekort is aan vaklui, chauffeurs, verpleegkundigen, arbeiders allerhande, leraars, zorgverleners….
Werk dat niet wordt geschuwd door dankbare vluchtelingen, maar wel door verwende autochtonen.
Ook de vergrijzing van de Europese bevolking speelt een rol.
Intussen bereiken ons alarmerende berichten over de vluchtelingen die letterlijk worden tegengehouden in de landen rond de Middellandse Zee, door afspraken en corruptie, door mensensmokkelaars en criminelen die munt slaan uit de hele situatie.
Mensenrechten doen er blijkbaar niet echt meer toe.
In deze chaos is het moeizaam ploeteren geblazen. Komt daar nog bij de onwil van sommige Oost-Europese landen om nog een vluchteling op te nemen of door te laten want er is ‘geld, noch plaats, noch tijd’ voor.
Tijd
Er is misschien wel nog (heel even) tijd om alles te herzien en de hele crisis anders aan te pakken. Namelijk door alle vluchtelingen (voor oorlog) binnen te laten, billijk te verspreiden, te helpen te integreren als Europeanen en zodoende iedereen een menswaardig bestaan te garanderen.
Dat is meteen ook een niet te onderschatten voorwaarde voor vrede in heel Europa. En voor die inspanning zullen we zelf rijkelijk beloond worden, niet gestraft…
Kardinaal De Kesel verwoordde het in zijn kerstboodschap treffend: wij mogen niet onverschillig toekijken hoe de situatie van miljoenen onschuldige ontheemden met de dag verslechtert. Wij, vanuit onze christelijke overtuiging, hebben de heilige plicht met z’n allen daadwerkelijk hulp te bieden in hun strijd om een menswaardig bestaan.
Als die boodschap in alle kerken en daarbuiten tot de mensen doordringt, zal die droom waarin we moeten blijven geloven, worden waargemaakt.