Als je de essays van Johan Braeckman en Hans Van Dyck zou lezen, dan zou je overtuigd zijn van de waarde van dit boek en zou ik deze recensie niet hoeven te schrijven. Omdat je dan eerst het boek moet aanschaffen, zal ik met deze bespreking proberen u te overtuigen precies dat te doen: koop het, het is de moeite waard.
Hoe kan een boek dat voor het eerst werd gedrukt in 1949 en gaat over de zorg om het milieu en het verloren gaan van de wildernis, heden ten dage nog iets nieuws aanbrengen en impact hebben? “Hoe dan ook moet elke nieuwe generatie zich afvragen wat een moreel verantwoorde houding is tot de natuur. De nood aan een heldere en overtuigende milieu-ethiek is actueler dan ooit…” om het met de woorden van Johan Braeckman te zeggen.
Al in 1949 zag de Amerikaanse Aldo Leopold dat het misging met de wilde natuur in de U.S.A en daarbuiten, maar ook wat een grote, negatieve impact al dat menselijk gewoel had en dat niet alleen op het menselijke dier, maar op alles wat leeft en ja, zelfs de bergen weten ervan. Alles is immers verbonden met alles, zodat bv. iemand die decennia lang aan intensieve landbouw doet, meewerkt aan zandstormen: zie de Dust Bowl in de jaren 1930, waarvan het fijne stof steden als Chicago, New York en Boston bereikte!
Leopold zwierf vooral door de Verenigde staten jaren lang rond en noteerde wat hij zag, rook, voelde, hoorde en ook las. Hij was zelf een jager en een visser, maar hij deed dat om in leven te blijven tijdens zijn tochten. Als hij las dat in 1875 vier jagers honderddrieënvijftig prairiehoenders doodden, dat er 1896 vijfentwintigduizend patrijzen uit het dorp Spooner naar de markt gebracht werden, dat Wisconsin in 1906 zijn laatste poema verloor, dat een bedrijf in Chicago vijfentwintigduizend kraaghoenders verhandelde, dat een premiejager beweerde dat hij in één seizoen zesduizend wilde eenden had gedood, dan voel je dat zijn hart bloedt, al schrijft hij deze indrukwekkende cijfers neer als dorre feiten.
Heel anders wordt zijn taal als hij planten en dieren observeert, dan is poëzie nooit ver weg en genieten of voelen we mee met wat hij beschrijft. Zie hoe hij de luchtdans van de baltsende houtsnip beschrijft of hoe hij het groene vuur in de ogen van de stervende wolvin ziet doven. Die laatste ervaring doet hem beseffen dat wolven niet uitgeroeid moeten worden om de natuur beter te maken, integendeel.
In het hoofdstuk waaraan de vertaler de titel ontleende, denkt Leopold zelf als een berg en ziet hoe na het verdwijnen van de wolf, het hertenbestand explodeerde en elke struik en zaailing afgraasde, elke eetbare boom ontbladerde, “en kan een bergkam die door een overmaat aan herten wordt kaalgevreten, zich pas na vele decennia herstellen”.
De taal van Leopold wordt ook anders als hij de kortzichtigheid van de mens beschrijft: dan zijn ironie en sarcasme duidelijk. Ik geef een paar voorbeelden, maar er zijn er vele te vinden in het deel over milieu-ethiek: waarvan houden goede burgers? “Zeker niet van water dat geen andere functie heeft dan het aandrijven van turbines, het laten drijven van schepen en het lozen van rioolwater. Zeker niet van planten, waarvan we zonder blikken of blozen hele gemeenschappen verdelgen. Zeker niet van de dieren, waarvan we reeds veel van de grootste en mooiste soorten hebben uitgeroeid.” Het sarcasme druipt van zijn pen als hij de toerisme-industrie beschrijft als “een industrie van pret en prullaria… avontuurlijke tochten in het eeuwenoude woud verworden tot een trukendoos vol plat amusement. En nu, als klap op de vuurpijl van banaliteit, de caravan.”
De vertaler, Joris Capenberghs, had een moeilijke opdracht die hij schitterend uitvoerde. Leopold en zijn lezers waren en zijn bekend met vele namen en feiten, maar Nederlandstalige lezers van 2025 niet, of het nu gaat om geschiedenis of over namen van soorten. Capenberghs lost dat op met uitleg – waar nodig – in “Noten van de vertaler”. Dat zal ook de reden zijn waarom hij als hoofdtitel het intrigerende “Denken als een berg” koos in plaats van de ondertitel “A Sand County Almanac; And Sketches Here and There” van de Oxford University Press, 1949.
Het boek bestaat uit drie delen, wat de auteur zelf aangeeft in zijn inleiding. Het eerste deel beschrijft wat zijn familie en hijzelf zagen en deden op hun weekendverblijf, de “hut” (the shag). Hij kocht die voormalige boerderij, gelegen op arme zandgrond, in Wisconsin. Per maand en dus ook per seizoen volgt de lezer zijn wandelingen. Het tweede deel bevat losse schetsen van ervaringen die hij opdeed gedurende veertig jaar, verspreid over het hele Noord-Amerikaanse continent. Het derde deel gaat over milieu-ethiek.
De inleiding van Johan Braeckman situeert Aldo Leopold in de tijd, wat zeer nuttig is om de filosofie en de bezorgdheid van de schrijver te kaderen. Hans Van Dyck gaat dieper in op de ecologische inzichten en de milieu-ethiek, die uit het boek spreken en die met het jaar eigentijdser worden. Hij heeft een puntje van kritiek, maar dat lees je best in het boek zelf. Beide essayisten geven een lijst van geraadpleegde literatuur.
De twee zwart-wit foto’s tonen de (schamele) hut van Leopold en familie in Wisconsin en een foto van hemzelf.
Tenslotte is er nog een register van dieren en planten, met hun wetenschappelijke namen en de pagina’s waarop ze voorkomen. Een boek met foto’s zou mooi geweest zijn, maar zeker te duur. Bijna iedereen heeft trouwens toegang tot het internet, zodat je kan opzoeken hoe een akkermelkdistel eruit ziet of een Amerikaanse zanggors.
Ik waardeer een goed onderhouden stadspark of zelfs een mooi aangelegd golfterrein (het toppunt van menselijk ingrijpen in de natuur!), maar veel liever struin ik rond in een soort wildernis. Uit vele gesprekken met vriendinnen blijkt dat ik daarin alleen sta. In dit boek lees ik dat ik het toch niet zo fout voorheb. Het nodigt ons uit om onze diepe band met de (wilde) natuur te onderkennen en te beseffen dat “de aarde een gemeenschap is waartoe wij behoren”. Wat waar was toen hij het schreef, geldt vandaag in het kwadraat.
auteur: Aldo Leopold, met essays van Johan Braeckman en Hans Van Dyck
non-fictie
uitgeverij NOORDBOEK 2025
ISBN 978 94 6471243 8
NUR 730/410