Het lijkt een boekje van niks, je kan het in je handtas steken of in je vestzak, maar de inhoud pakt je bijwijlen beet: het gaat o.a. over “onsterfelijke” levensvormen, die voor ons verborgen zijn en waarvan we minder kennen dan van de sterren.
Het schimmelperspectief
350 miljoen jaar lang overleven de mossen elke klimaatverandering, elke catastrofe. Wij ontstonden zo’n 300.000 jaar geleden en het essay maakt duidelijk dat de homo sapiens het niet lang meer volhoudt als hij/zij geen voorbeeld neemt aan zogenaamd primitieve volkeren en niet drastisch de levenswijze omgooit. De oudste levensvormen op aarde zijn de microben of micro-organismen. Zonder hen is geen ander leven mogelijk. Omdat ze met het blote oog niet te zien zijn, weten we weinig over hen. Over die twee derden van al het leven op aarde en het feit dat we niet kunnen leven zonder hen, gaat hoofdstuk 1.
Kopvoeters en ketters
In hoofdstuk 2 komen we filosofen tegen die met hun denkbeelden de mens bovenaan plaatsten en liefst als een twee-eenheid. Wij hebben een superieure geest die gevangen zit in een inferieur, sterfelijk lichaam, dacht bv. Descartes. Hij sneed een levende hond open en schreef het gekrijs van het dier toe aan reflexen: “Het dier was tenslotte niet meer dan een ding”. Het wordt nog erger. Francis Bacon vond dat witte, welgestelde mannen het recht hadden om van bossen plantages te maken, bewoners te verjagen of af te slachten en hen te vervangen door tot slaaf gemaakte Afrikanen. Een filosoof zoals Spinoza die het dualisme van Descartes aanvocht, werd beschuldigd van blasfemie en verbannen.
Homo stupidus stupidus
Hoofdstuk 3 maakt duidelijk wat een dom dier de mens is: hij is zelf zijn enige habitat aan het vernietigen door licht, lucht en bodem te vervuilen. Door zowat alle ruimte in te nemen voor eigen gebruik, bedreigt hij de biodiversiteit. Tine Hens geeft voorbeelden van diersoorten die we hebben doen uitsterven en van andere soorten die bedreigd zijn. We krijgen een paar aangrijpende voorbeelden van toevallige dood door menselijk afval. Zo is er die mondkapmeeuw, dood doordat haar poot verstrikt geraakte in een mondmasker, of het roodborstje dat in haar hand stierf na een klap tegen het raam. Hoe meer we dieren bestuderen, hoe verbaasder we zijn: heeft een octopus zelfbewustzijn?! Kan een slak verdriet ervaren?! Zelfs Darwin vermoedde in 1860 al dat planten intelligent waren, waarom zeiden botanici in zijn tijd dat hij zijn verstand kwijt was, eerder dan verder diepgaand onderzoek te doen?
Nooit meer alleen
Is er dan geen hoop op beterschap? Daarover gaat hoofdstuk 4. Tine bezoekt het vernieuwde Museum voor Natuurwetenschappen in Brussel en beseft dat de wetenschap hoe langer hoe duidelijker aantoont dat wij deel zijn van de natuur en er zeker niet boven staan. Dat besef maakt mensen ervan bewust dat er iets moet gedaan worden, maar wat?! Economische maatregelen zouden al helpen, maar vooral moet ons denken veranderen en daar neemt taal een belangrijke plaats in.
De 4 hoofdstukjes worden ingeleid door een sobere zwart-wit tekening. Tine schrijft geen saai essay, maar doorspekt haar vaststellingen met verhalen, want ze weet dat de homo sapiens houdt van een verhaal.
Wie verder wil lezen wil lezen, vindt titels op de laatste bladzijden.
De uitgave is een pareltje dat speciaal geschreven is voor de Belgische maand van de filosofie in 2022 op verzoek van Confituur, het verbond van onafhankelijke boekhandels. Daartoe behoort bv. mijn favoriete boekhandel, De Boekuil, in Mortsel. Bij Confituur krijg je uitleg en aanbevelingen: de handelaars weten waarover ze spreken. Het verschil met De Standaard boekhandels (=supermarkten) is groot.
Hoe meer mensen dit boekje lezen, hoe meer we beseffen wat Tine Hens bedoelt met de conclusie:
Vooruitgang is een vakbond van het levende.
We zijn niet alleen.
We delen een wereld.
Een wereld met een democratie van soorten en geen tirannie van één soort.
auteur: Tine Hens
illustraties: Leon Schodts
non-fictie
uitgeverij EPO 2024
ISBN 978 94 6267 522 3