In 1940 waren 125.000 personen van de diamantsector afhankelijk

In 1901 woonden er reeds 6000 joden in Antwerpen terwijl er in 1817 officieel slechts 38 joodse gezinnen in Antwerpen verbleven. In 1933 telde Antwerpen 56.000 joodse immigranten. Het joods aandeel ‘in de diamant’ werd toen op 80 % geschat.

Begin 1940 verbleven er 23.000 tot 25.000 diamantbewerkers in groot Antwerpen. Hiervan waren er nog maar 10.000 tewerkgesteld. Daarbovenop telde men ongeveer 2000 fabrikanten, 4000 handelaars en 40 makelaars. In totaal schatte men dat 125.000 personen van de diamantsector afhankelijk waren. De diamantbeurzen hadden tezamen ongeveer 3500 leden waarvan 80 à 90% joden. In schril contrast stond daartegenover, slechts   25 % joden binnen de arbeiderspopulatie. Gespecificeerd volgens vakspecialisatie waren 90% van de klievers joden, 80% snijders, 40% zagers en telde men slechts 20 % joden bij de slijpers.

Kempens Diamantcentrum – foto Gh. Jennis.

De kapitaalkrachtige joden verlieten Antwerpen

Na de ‘Kristallnacht’ van 9 op 10 november 1938 in Duitsland – joodse winkels werden verwoest, goederen beschadigd of gestolen en synagogen in brand gestoken – stonden de Antwerpse joodse diamantairs op met een wrang déjà vu gevoel. Al spoedig werd, onder impuls van Camille Huysmans en zijn vriend Romi Goldmuntz, gesteund door de vakbond ADB en het Syndicaat der Belgische Diamantnijverheid (SBD) die samen zowat de ganse joodse diamantgemeenschap vertegenwoordigden, in geval van oorlog de ganse Antwerpse diamantindustrie naar Londen te verhuizen. Huysmans kon bogen op zijn ervaringen gedurende WOI in Londen, Goldmuntz liet de toen van Londen aangevoerde ruwe diamant in Amsterdam bewerken. Het plan van Huysmans werd verworpen.

Het ministerie van economische zaken, de Antwerpse diamantbank en de Société Générale de Belgique Forminiëre (Kongo-diamant) prefereerde om de Antwerpse diamanthandel naar Cognac te verhuizen. De andere patroonsorganisatie de Vereniging der Belgische Diamantnijverheid VDB, met een sterk Vlaams nationalistisch bestuur en voornamelijk leden uit de Kempen, wenste in Antwerpen te blijven.

Veel kapitaalkrachtige joden wachtten de uittocht naar Frankrijk niet af en vluchtten naar Groot-Brittannië, Verenigde Staten, Cuba, Zwitserland of Palestina. Tijdens de oorlog werd in Londen, door ondermeer Herman Schammiso en Romi Goldmuntz, het Belgium Jewish Commitee (BJC) opgericht dat de onderlinge communicatie verzekerde.

De ‘Kristallnacht’ van Antwerpen

Op 10 mei 1940 vielen de Duitse troepen Nederland, België en Frankrijk binnen. De meeste nog aanwezige Antwerpse Joden vluchtten richting Frankrijk. Een gedeelte stak over naar Engeland. Anderen reisden door naar Zwitserland of verlieten via de Zuidelijke Franse havens het onveilige Europa. Het overgrote gedeelte van de joodse diamantairs verzamelden zich in Cognac.

Nederland capituleerde op 14 mei, België op 22 mei en Pétain tekende op 17 juni 1940 de wapenstilstand. Frankrijk werd verdeeld in een bezette zone, waar de meeste joodse diamantairs zich bevonden en in het vrije Vichy. De Duitse bezetter startte met een charmeoffensief in Antwerpen ten einde de diamantsector opnieuw op te starten en de uitgeweken joden terug te lokken. Wat voor een groot gedeelte lukte. Ongeveer 60% van de joodse diamantairs keerde terug.

Naarmate de bezetting vorderde werd de sfeer grimmiger. Vanaf november 1940 moesten de joden een inventaris van hun bezittingen aangeven. Op Paasmaandag, 14 april 1941, na de vertoning van de film “De eeuwige Jood” barste de anti-joodse bom. De uitstalramen van de joodse winkels werden vernield, sommige winkels leeggeroofd en twee synagogen in brand gestoken. De ‘Kristallnacht’ van Antwerpen was een feit geworden. Met een nieuwe verordening startte op 31 mei de ‘ontjoodsing’ of de liquidatie van de joodse zaken en inbeslagname van de goederen. Van de 1351 joodse ondernemingen werden er 1271 geliquideerd. Vanaf 27 mei 1942 werden de joden verplicht een gele Davidster zichtbaar te dragen.

De ‘Möbelaktion’ haalde de woningen leeg

In de nacht van 15 op 16 augustus 1942 vond de eerste massale razzia plaats. In de Antwerpse stationsbuurt werden door de nazi’s, geassisteerd door de plaatselijke politie, onder de mom van werkweigering 845 joden waaronder 261 kinderen opgepakt. Zij werden met gesloten verhuiswagens weggevoerd naar de kazerne Dossin te Mechelen om naar Auschwitz met ‘konvooi IV’ te worden gedeporteerd. Van juli 1942 tot het einde van de Duitse bezetting vertrokken 28 konvooien naar Auschwitz – Birkenau met in totaal 25.257 joden en 351 zigeuners waarvan 6.038 Antwerpse joden. Slechts 5 % overleefde de uitroeiingskampen.

In het kader van de ‘Möbelaktion’ werden na de deportatie of vertrek van de joden door de Duitse bezetter alle goederen uit 3.868 woningen weggehaald en de bankkluizen geopend en leeggeroofd.

Slijpen van diamant – Slijperij Lieckens – foto Ch. Jennis.

Toch kende de diamanthandel een positieve start

De thuiskomst in 1944 was voor de meeste joden meer dan dramatisch. Hun goederen waren door de Duitse inbeslagname verdwenen, hun huizen door vreemden bewoond of door de bombardementen (V-bommen) beschadigd of vernield. Veel joden hadden hun huisraad, persoonlijke of waardevolle zaken aan vertrouwenspersonen in bewaring gegeven. Vaak waren deze goederen door toedoen van verraders geconfisqueerd of door oorlogsschade uit hun bewaarplaats geplunderd. Soms bleek de betrouwbare bewaring toch niet zo betrouwbaar.

Toch kende de diamanthandel een positieve start. De voorbereiding en begeleiding door het trio Romi Goldmunntz , Herman Schamisso en Camille Huysmans vanuit Londen was daar zeker niet vreemd aan. Het was vooral Goldmunntz die voor de toelevering van de ruwe diamant zou zorgen. In 1985 waren er nog 80 à 90% van de Antwerpse joden bij het Diamantgebeuren betrokken. In 2008 nog slechts 40 à 50%. Vandaag zijn nog amper 25% van de Antwerpse Diamantairs Joden.

Vandaag zijn nog amper 25% van de Antwerpse Diamantairs Joden – wat was er gebeurd?

Reeds op het einde van de 19de eeuw kende de Kempen een sterke diamantbedrijvigheid. Een aantal slijpers die in Antwerpen de stiel leerde hadden in de Kempen slijperijen opgericht en diamantbewerkers opgeleid. De aanvoer van ruwe diamant bestond voornamelijk uit kleinere ‘steentjes’ die in Antwerpen minder waren gewild. Het betaalde minder maar de Kempische slijpers werkten meer en langer dan hun Antwerpse collega’s.

Na de Groote Oorlog en met de opkomst van de elektrificatie in 1928 rezen de slijperijen als paddenstoelen uit de Kempense grond. Alhoewel de verdeling van de ruwe diamant door Vlaamse bazen en entrepreneurs werd overgenomen toen de joodse diamantairs werden gedeporteerd ten gunste de Kempense slijpers, verminderde de Kempense diamantbedrijvigheid sterk door de onregelmatige aanvoer van ruwe diamant vanuit Congo.

Vanaf 1945 ‘draaide het steentje’ beter dan ooit. Dat er in de naoorlogse jaren in de Kempen meer ‘zwart dan wit’ werd geslepen was een publiek geheim. Ook bij de fiscus was dit geweten. Sterk verhoogde controles bij de ‘huisarbeiders’ waren het gevolg. Voeg daarbij nog de ‘delokalisatie’ van het ‘klein goed’ door de steeds prominenter aanwezig zijnde Indische diamantairs naar de lage loon landen, met daar bovenop het onafhankelijk geworden Congo in 1960. De totale afgang van de Kempische diamantindustrie in de jaren 70 was niet meer te stoppen.

Maar ook het aantal Antwerpse diamantbewerkers kende een ongekende terugval. In 1968 waren er in Antwerpen nog 19.010 diamantbewerkers ingeschreven, begin jaren ’80 waren er reeds minder dan 10.000 diamantbewerkers aan het werk om nog te verminderen tot 3.239 in 1995. In 2008 waren er zelfs nog maar 1.146. Heden zijn er 642 diamantarbeiders ingeschreven.

Slijperij Lieckens – Nijlen – foto Ch. Jennis.

Kempens Diamantcentrum en ‘Slijperij Lieckens’ vertellen ‘diamant verhaal’ te Nijlen

Het gerestaureerde atelier ‘Slijperij Lieckens’ is zowat de laatste volledig uitgeruste vooroorlogse diamantslijperij uit de streek. De in 1908 gebouwde fabriek had één verdieping en 18 slijpmolens. Waar de transmissie in oorsprong bestond uit een gasmotor, werd deze rond 1928 vervangen door een elektrische motor. Uiteindelijk sloot de slijperij haar deuren in 1985. De slijperij is nog volledig intact gebleven. Naast de ‘Slijperij Lieckens’ is een gloednieuw Kempens Diamantcentrum gebouwd met een bezoekerscentrum dat het verhaal vertelt van de diamantnijverheid uit de streek.

De Slijperij Lieckens en het Kempens Diamantcentrum is te bezoeken dinsdag tot en met vrijdag van 9u30 – 16u30 en elke eerste weekend van de maand van 9u30 – 16u30. Inkom Slijperij Lieckens: 2 euro per persoon. Spoorweglei 42, 2560 Nijlen. Tel. 03  481 81 48.

 

Bronnen:

  • Ludo Abicht, De joden van Antwerpen, Houtekiet, 2004.
  • Lucien Buysse, Bevindingen van de slachtoffers van de Jodenvervolging in België. Spoliatie en rechtsherstel, 2001. Bevindingen van de Studiecommissie. Diensten van de Eerste Minister 2001.
  • Eric Laureys, Meesters van het diamant. De Belgische diamantsector tijdens het nazibewind,  Lannoo nv, 2005.
  • Birgit Leenknecht, Elke Verhoeven, Kempens Diamantcentrum, 2014.
  • Kris Stabel, De Möbelaktion, Licentiaatscriptie KUL, 1999-2000.
  • Veerle Vanden Daelen, Het Leven moet doorgaan. De joden in Antwerpen na de bevrijding (1944-1945) Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij, Rijksarchief
  • Rudi Van Doorselaer (red.), Gewillig België, Overheid en Jodenvervolging in België tijdens de Tweede Wereldoorlog. Eindverslag van een onderzoek uitgevoerd door het Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en hedendaagse Maatschappij in opdracht van de Federale regering en op vraag van de Belgische Senaat, 2004-2007.

Over de auteur

Verwant

Geef commentaar