De uitzonderlijke wereld van meester-tekenaar Jules De Bruycker

Wie dacht het werk van Jules De Bruycker (1870-1945) te kennen wordt met deze tento verrast. Hij raakte bekend als graficus/etser maar in deze tento staat zijn indrukwekkend tekentalent centraal. Het MSK te Gent geeft JDB waar hij recht op heeft en toont 150 werken van een uitzonderlijke kwaliteit waaruit zijn exceptioneel technisch meesterschap blijkt.  

Jules De Bruycker (JDB) heeft een speciaal plekje in mijn hart. Als jonge tiener leerde ik Galerij Sienjaal kennen in de Sint-Kwintensberg te Gent t.g.v. een expositie van een leerkracht Plastische Opvoeding. De galerij toonde toen ook vaak werken van De Bruycker. Zijn enorm gedetailleerde tekeningen spraken mij erg aan. De leerkracht gaf mij toen de tip: “Als je wat geld hebt gespaard, koop dan zeker een De Bruycker”. Ik heb het nooit gedaan maar zijn werken zijn altijd tot mijn verbeelding blijven spreken. Ik deed dan ook vreugdesprong toen MSKG de expositie aankondigde. Het is een unieke kans om zoveel topwerken verzameld te zien.

Zijn jeugdjaren

JDB werd geboren in de Jan Breydelstraat in Gent, omzeggens in de schaduw van de bekende volkswijk Patershol. Hij was van gewone komaf, zat voortdurend in geldnood, had een moeilijke jeugd. Op 14-jarige leeftijd wordt hij de enige kostwinner (als behanger) en staakte hij noodgedwongen zijn school. De Bruycker was tweetalig want in die tijd was de Academie Franstalig, de burgerij ook.

Volgens getuigenissen liep hij nooit zonder papier en potlood in de hand op straat. Om snelle schetsen te maken. Aan elke prent gingen heel veel schetsen vooraf. De straat is niet alleen zijn leerschool, het stadsleven maar vooral de kleurrijke figuranten aan de zelfkant van de maatschappij zijn zijn enige inspiratiebron. Uit zijn werk spreekt een grote liefde voor zijn stad, ofschoon hij ook naar Brugge en Parijs trok om ook daar tekeningen te maken.

De tento is niet chronologisch opgevat maar veeleer in thema’s opgedeeld. In elk van die thema’s zit zowel later als vroeger werk. Opvallend: tijdens zijn eerste jaren werkt hij extreem gedetailleerd en kleurrijk om na WOI veel soberder en vrijwel zonder kleur te werken.

Frans Masereel in het atelier, 1909 (foto – LCG Press)

JDB had niet zo’n hoge pet op van musea. Hij verkocht veel liever aan particulieren dan aan musea. Particulieren betaalden ook beter. Musea moesten noodgedwongen hun toevlucht zoeken op veilingen om zijn werk te kunnen aankopen. Aquarellen brachten hem in die tijd tussen 50 en 100 frank op, tekeningen minder. JDB kwam al diverse keren aan bod in het MSK dat al voor WOI zijn werk begon te verzamelen. In 1952 vond een grote overzichtstento plaats, in 1970 enkel zijn tekeningen, in 1995 enkel zijn prenten en nu een groot overzicht van zijn tekeningen en aquarellen.

Tip: neem een vergrootglas mee want veel van zijn werken bekijk je best met de neus op het doek vanwege de vele details.

Zijn reeks naakten hebben elementen die doen denken aan Klimt of Felicien Rops of Schiller (“Frans Masereel in zijn atelier”, zie foto). Hij maakte affiches voor het theater (Minard) en schilderde reclameborden voor Gentse verenigingen en fabrikanten. Wellicht om den brode.

Door merg en been

Steegje in het Patershol, 1906 (foto – LCG Press).

Ofschoon we veel pleinen, gebouwen en monumenten zien zijn het toch eerder “anti-pittoreske” stadsgezichten want het zijn de mensen die de aandacht opeisen. Het zijn uiterst gedetailleerde observaties. Het krioelt van de levendigheid. Snijdt door merg en been. Je ziet en je voelt zijn empathie met de uitgebeelde doorwrochte figuren die dikwijls afgebeeld worden in armoedige omstandigheden, gehuld in lompen en letterlijk spelend in het water van de steegjes die eigenlijk open riolen waren zoals ‘Steegje in het Patershol’ (zie foto), één van mijn lievelingswerken. Neem je tijd om het te bekijken, je geraakt er niet op uitgekeken.

JDB dook ook het nachtleven in, wachtkamers van dokters en stations en het theater. Dat leverde een mooie reeks potloodschetsen op in de Opera. In “Het uitgaansleven” zie je elementen terug van Hergé, Quick & Flupke. Het was dus niet alleen maar kommer en kwel. Hoe dichter je erop kijkt, hoe meer je meegezogen wordt in die wereld van kermissen, theater, maskerades, markttaferelen enz. Het mag er karikaturaal uitzien maar toch heeft het iets tragisch. Hij toont mensen zonder toekomst. “Mijn ziel schreit als ik de mensen zo uitbeeld. Ik heb er eindeloos medelijden mee”, schrijft hij hierover. In 1917 omschreef een recensent zijn werken zelfs ‘Dickensiaans’.

Details, details, details…

Carnaval (detail), 1922 (foto – LCG Press).

De maskerades, de dood, de massa mensen in “De optocht van de reuzen” en “De ommegang” n.a.v. 100 jaar Brussel doen denken aan “De intrede van Christus in Brussel” van Ensor maar dan wel in zijn geheel eigen stijl. Ook “Carnaval” is zo’n fenomenaal werk. Een indringend werk met Bruegeliaanse fantasie. Linksonder in het schilderij gunt hij zichzelf een figurantenrol (zie foto). Niet voor het laatst.

Op ‘Het volksfeest – De Lochte Genteneirs’ (zie foto) kan je je levendig de sfeer van de Gentse Feesten van toen voorstellen. Voor Gentenaars een feest van herkenning maar laat dat de pret niet bederven voor inwoners/bezoekers van andere steden en gemeenten zoals Brussel, Brugge en Parijs. De Bruycker was in de eerste helft van de 20ste eeuw samen met James Ensor de bekendste en meest baanbrekende Vlaamse kunstenaars.

Het Volksfeest, 1907 (foto – LCG-Press).

Het aquarel ‘De vrijdagmarkt’ dat werd aangekocht door de Belgische staat, is voor hem de aanleiding om zijn job te laten staan en kunstenaar te worden. Hij is dan al 32 jaar. Hij exposeert voor het eerst in 1902 op het tweejaarlijks ‘Salon van Gent’. In 1927 krijgt hij de ‘Grote Prijs voor beeldende kunst’.

In één van zijn werken zie je het boek ‘La bête humaine’ van Emile Zola schijnbaar achteloos op straat liggen. Maar dat is een dubbele bodem. Het boek gaat over het zeer tragisch leven van de hoofdpersonages dat in elk van de afgebeelde figuren zit. Bijtende humor maar door zijn bijna karikaturale tekenstijl overheerst toch een lichtheid in de toon.

Een kunstenaar met veel gezichten: van oorlogsgruwel tot zelfportretten

Weer Klepte De Dood Over ‘t Vlaanderenland (foto – LCG Press).

JDB is een kunstenaar met veel gezichten. In de zaal met werken tijdens WOI zie je grote en vooral donkere werken. Hij vlucht van 1914 tot 1919 met zijn moeder en dochter Stella naar Londen. Hij is nooit getrouwd geweest en de moeder van zijn dochter is onbekend gebleven. In één van zijn brieven schrijft hij: “Zonder één schot gehoord te hebben ga ik een reeks tekeningen maken waarbij de allegorie een grote rol speelt”. Hij laat zich inspireren door foto’s die in Engelse kranten en tijdschriften verschijnen. Zijn tekeningen zijn ware spektakelstukken. Je voelt de oorlogsgruwel met ‘Weer klepte de dood over ’t Vlaanderenland’ (zie foto) als referentiewerk. Na WOI twijfelt hij tussen Brussel en Parijs maar kiest toch weer voor Gent.

En dan is er die heerlijke laatste zaal met zelfportretten (die hij zijn hele carrière zou maken) waarin hij zich het meest blootgeeft. Hij portretteert zichzelf graag in een aantal scènes’ waarin hij met een indringende blik verschrikt rondkijkt. JDB op zijn best. Een mensenschuw figuur die zich met milde (zelf)spot in beeld brengt.

In 1922 laat hij zich toch overhalen om een tento met eigen werk te tonen in Galerie Giroud te Brussel. Het wordt het verhaal van zijn nachtmerrie. In ‘De nachtmerrie van de kunstenaar’ zie je een mooi beeld van de eeuwige twijfelaar die hij was. Twijfelen aan zichzelf en aan zijn mogelijkheden. Kiezen tussen de veelheid of het solitaire, schrik voor de reactie van de buitenwereld en critici, de zelfspot. Je ziet twee monsters die met breinaalden aan zijn hoofd prutsen, de ophanging enz. Hij wordt ook effectief ziek maar de tento wordt een enorm succes.

Tekentafel (foto – LCG Press).

In de laatste zaal staat zijn immens grote tekentafel (zie foto).

30% van de tentoongestelde werken zijn in het bezit van het MSK (dankzij de schenking van Joseph Singelein). Het MSK bezit in totaal 400 werken van De Bruycker. Een groot gedeelte van de geëxposeerde werken zijn in het bezit van de Stichting JDB. Een 40-tal werken kwamen via bruikleengevers (w.o. 3 belangrijke oorlogstekeningen die eigendom zijn van museum Fundatie in Zwolle).

‘Les fleur du fils’ (hoertjes) zijn werken die nooit eerder geëxposeerd werden. Sommige aquarellen kunnen net als enkele oorlogstekeningen niet vaak getoond worden omdat het papier te fragiel is voor het dag/museumlicht.

Curator Johan De Smet vertelde ons bij de opening dat er sinds de aankondiging van de expositie veel signaleringen binnenkomen. Binnenkort worden er terug werken van hem op veiling verwacht. MSK houdt een oogje in het zeil maar “het moeten wel werken van uitzonderlijke kwaliteit zijn” vooraleer we onze portemonnee zullen opentrekken. Bij het ter perse gaan van dit artikel laat Johan De Smet ons weten dat hij op dit moment nog geen interessante opportuniteiten voor het museum heeft gezien of dat ze werken hebben aangekocht. Wel valt het op dat er veel werken op veiling komen, wellicht zet de tentoonstelling mensen dus wel aan om hun werk te verkopen. De tentoonstelling in het MSK draagt dus zeker bij aan de bekendheid van Jules De Bruycker.

In zijn periode was hij onze bekendste kunstenaar en je kon ze op één hand tellen, zij die toen ook in het buitenland bekend waren. Hij stelde tentoon in Chicago in 1922 en ook op de Biënnale van Venetië. Kenners zeggen dat zijn gehechtheid aan zijn geboortegrond Gent zijn echte internationale doorbraak in de weg heeft gestaan. Frans Heilens na zijn begrafenis: “Hij had moeten reizen, deelnemen aan bewegingen maar Gent weerhield hem volledig”. Niet getreurd, het leverde alleen maar uitzonderlijk creatief werk op.

Gent telt 260.000 inwoners. MSK mikt op 1/5 van de Gentenaars. Op 27 mei stond de teller op 31.110 bezoekers.

In de catalogus staan alle tekeningen uit de tento, de prenten zijn niet opgenomen. Boeiend is de daarin opgenomen briefwisseling tussen JDB en twee van zijn grootste verzamelaars: de Aalsterse industrieel Joseph Singelein en de Gentse ingenieur-architect René Van Herrewege. De catalogus is wat mij betreft een boek voor de wenslijst. Ik neem er regelmatig een kijkje in. Zijn virtuositeit maakt mij blij.

Nog te zien tot 29.06.2025. Info: www.mskgent.be

Volgend bericht

Herman Maes

Over de auteur

Verwant

Geef commentaar