Bittere armoede

MIAT – Houten weefgetouw – foto Ch. Jennis

In het Vlaanderen van de 19de eeuw was het allesbehalve rozengeur en maneschijn voor de keuterboer of de loonarbeider. Het armzalig stukje grond was immers nauwelijks voldoende om de maag van zijn talrijk gezin te vullen. Slechte oogsten dreven hem tot honger en wanhoop. Met primitieve houten spinnewielen en weefgetouwen trachtten de boerenfamilies hun schamel inkomen te verhogen. Het leven van de loonarbeider, meestal dagloner in seizoenbedrijven, was eerder nog slechter. Grote industriële bedrijven waren immers onbestaande. De bestaande vlas- en wolbedrijven gaven de dagloners zeker geen fleurisante inkomsten net zoals het manden vlechten of het klompen maken. Ook het werken in de steenbakkerijen leidde zeker niet tot waardige inkomsten maar eerder tot lange werkdagen voor de tewerkgestelde mannen, vrouwen en kinderen en in winter tot bittere armoede.

Vrouwen- en kinderarbeid wordt algemeen

De 19de eeuwse industriële revolutie boomt ook in het nog jonge België. Spoorwegen worden aangelegd, kanalen gegraven. Een gouden tijd voor middenstand en bourgeoisie breekt aan. Die technologische ontwikkelingen brachten echter voor het werkvolk geen evenredige rijkdom, het vergrootte zelfs de inkomstenkloof. De nieuwe fabrieken met moderne spinmachines en weefgetouwen in het Gentse kenden immers een groot aanzuigeffect van de verarmde plattelandsbevolking waardoor de steden werden overspoeld. Het aanbod steeg, waardoor de lonen schandalig laag dalen. De nog goedkopere vrouwen- en kinderarbeid wordt algemeen ingezet. Maar de stad raakt overvol. De mensen verdringen zich in praktisch onleefbare beluiken met open riolen.

Huis van Alijn – foto Ch. Jennis

In kamertjes waarin meer dan 10 personen, volwassenen en kinderen tezamen eten, slapen, zich wassen en voortplanten. Louis Paul Boon laat priester Daems erover vertellen: “Het waren enge stegen en benauwde koertjes…waar bergen wegrottende vuilnis aan de ingang lagen opgestapeld. Er hing een geur van wegrottend kalk,…de geur van honger en tekort.”

Sterk contrasterend etaleert de bourgeoisie en de middenklasse hun rijkdom in hun statige herenhuizen met overdadige rijkelijke interieurs. Les nouveaux riches bouwen riante eclatante buitenverblijven buiten de stad.

Geïnspireerd door Karl Marx’ ‘Communistisch Manifest’ verzetten de verpauperden zich.

Uit het moeras van ellende en verrotting verrijst het socialisme. Met opgestoken vuist klink de ‘Internationale’ vanuit de ‘Vooruit’.

Sociaal realistische kunstenaars

In 1849 schilderde Gustave Courbet ‘De Steenkappers’ een werk met twee realistisch afgebeelde steenkappers. Ongeveer gelijktijdig schilderde ook Jean-François Millet en Jules Breton maatschappelijk kritische werken. In België kregen deze sociaal realistisch geïnspireerde kunstenaars spoedig navolging met ondermeer Constant Meunier (1831-1905), Emile Claus (1864-1940), Leon Frederic (1856 – 194O) en Eugène Laeremans (1864-1924).

In Gent verzamelden een groep kunstenaars zich in en rond het bouwvallige Caermersklooster te midden het Patershol: Georges Minne, Frits Van den Berghe, Karel en Gustaaf Van de Woestyne, Valerus de Saedeleer, Julius De Praetere, Leon en Gustaaf De Smet – beter als Gust. De Smet gekend. De kunstenaars zullen het groezelige Patershof verlaten om zich te rond het idyllische Sint-Maartens-Latem aan de Leie te vestigen. De naturalistische Emile Claus woonde reeds eerder in Astenede. Deze groep kunstenaars zal de kunstgeschiedenis ingaan als de Latemse school. Kunstenaars die vaak contemplatief met een realistische vormentaal naar een rustpunt zochten te midden een passievolle omgeving.

De Latemse School

George Minne, voornamelijk beeldhouwer die met gestileerde eenvoudige vormen de mens verheft tot tere ingetogen sierlijke sculpturen. Constant Permeke gekend voor zijn met een aards pallet ingekleurde expressionistische bonkige en hoekige afgebeelde vissers, marine- en boerenlevens. Permeke wordt aanzien als de grootste Vlaamse expressionist.

MuDeL – G. Van de Woestijne – Nandje hoofd –foto Ch. Jennis

Vanuit een christelijke iconografie schildert Gustave Van de Woestijne, boerenfiguren met een uitgelezen realisme die aan zielsverwantschap met de Vlaamse primitieven laat denken. Zijn boeren archetypen suggereren een bovenaardse expressie. De als jongeling socialistisch bezielde Valerius De Saedeleer zal later geïnspireerd door de Vlaamse primitieven en schatplichtig aan Pieter Bruegel intimistische landschappen schilderen. Vooral zijn winterlandschappen worden als blijvende begeerde waardes erkend.

Aanvankelijke luministisch, evolueert Gust. De Smet naar het kubistisch expressionisme. In zijn volkse- en boerentaferelen, vaak geschilderd met warme kleuren, gaat de meester verteller op zoek naar authenticiteit. Een grote vakkennis en een doordacht kleurengebruik zijn kenmerkend voor Leon De Smet. Zijn landschappen, portretten en stillevens blinken uit door zijn uitdrukkelijk luministisch pallet. 

Hubert Malfait is opgegroeid in Astene. Zijn vader had er een café. Zijn werken worden vaak gedomineerd door de vrij donker getekende personages met soms onverwachte ingekleurde achtergronden. Albert Servaes schildert vooral boerentaferelen in een eigen expressionistische stijl. Maar het is vooral zijn Kruisweg, naar het passieverhaal, dat bekendheid zal verwerven.

Gedreven door Sigmond Freuds psychoanalyse, brengt Frits Van den Berghe de verbeelding van primitieve menselijke driften in een geabstraheerde expressionistische vormentaal. Zijn socialistische en surrealistische inspiraties geven zijn werken een dubbele gelaagdheid met sterk maatschappelijke achtergronden.

Jozef Dauwe, gedeputeerde van de provincie Oost-Vlaanderen: ‘Elke donderdag sta ik oog in oog met Edward Anseele, of toch met zijn geschilderd portret, dat in de deputatiezaal hangt. Het is een meesterwerk van Frits van den Berghe, onmiskenbaar een van de boeiendste figuren van de Latemse school. Ik blijf me verbazen over de energie die het portret uitstraalt: Anseele wordt voorgesteld als een man uit één stuk, impressionant met zijn handen als kolenschoppen op het spreekgestoelte. Zijn blik vooruit, de enige richting die ideologisch bij hem past, zijn lippen verraden dat hij een redevoering ten beste geeft’

Fernand Huts adoreert  portret van E. Anseele – foto Ch. Jennis

Fernand Huts: ‘Bekijk de gebalde vuist, het tegen de menigte afgetekend lichaam, het voor zich prekend gelaat. Het schilderij accentueert meer dan wat ook de kracht en hoop die Anseele naar zijn toehoorders overbrengt. De volksmassa hangt bewonderend aan zijn lippen, put moed en vertrouwen. Het beeld van een patron, van een leider, zoals men er nu geen meer ziet.’ 

MIAT, Museum over Industrie, Arbeid, en Textiel. Minnemeers 10, 9000 Gent.

  • Open: ma, di, do, vrij 10-17 uur, za, zon & feestdagen 10-18 uur.
  • Info: 09 269 42 00, www.miat.gent.be. 

Huis van Alijn, Kraanlei 65, 9000 Gent. Open: ma, di, do, vrij 9-17 uur, za, zon & feestdagen 10-18 uur.  

Museum van Deinze en de Leiestreek, Lucien Mathuislaan 3-5, 9800 Deinze.

  • Open: di-vrij 14-17.30  uur, za & zo 10-12 en 14-17 uur.
  • Info: 09 381 96 70, www.mudel.be 

OER, Tentoonstelling over Vlaamse Kunst 1880-1930, nog tot 8 augustus 2017, Caermensklooster, Patershol, Lange Steenstaat, 9000 Gent. Open van di – vrij van 10 – 18 uur. Info: 09 269 29 10,  www.caermersklooster.be

Over de auteur

Verwant

Geef commentaar